Anna Freud: moeder van de kinderpsychologie

Na een niet zo gelukkige jeugd bleef de relatie met haar beroemde vader ingewikkeld. Misschien hield Anna Freud daarom in de psychoanalyse het belang van kinderen zo scherp voor ogen.

“Zie je die huizen met die mooie voorgevels?” Sigmund Freud, grondlegger van de psychoanalyse, wijst om zich heen tijdens een wandeling door Wenen met zijn jongste dochter van dan veertien. “Achter die gevels hoeft het niet zo mooi te zijn. En zo is het ook met mensen.” Het is zijn manier om de door hem ontwikkelde psychoanalyse uit te leggen, waarin psychisch lijden wordt verlicht door onbewuste processen bewust te maken. Anna is meteen gefascineerd. Achter haar ‘voorgevel’ broeit het ook.

Ze is op 3 december 1895 geboren in een gezin dat dan eigenlijk al compleet is. Vader Sigmund en moeder Martha Bernays hebben vijf kinderen, Sigmund heeft het druk met zijn psychoanalyse en het promoten daarvan. Maar toch: daar is Anna. Ze groeit op in het appartement in de Berggasse in Wenen, met drie moederfiguren: Martha, haar zus Minna die bij hen inwoont en Kinderfrau Josefine. Alleen van Josefine krijgt Anna onverdeelde aandacht, de andere twee hebben het druk met het huishouden en het strijden om de aandacht van de pater familias.

Anna bewaart niet al te positieve herinneringen aan haar kindertijd, vooral vanwege ‘de ervaring te worden buitengesloten door de groten, hun alleen tot last te zijn, je te vervelen en alleen te worden gelaten’, zoals ze veel later aan een vriendin schrijft. Ze vlucht in haar fantasie door verhalen te verzinnen met zichzelf in de (steevast mannelijke) hoofdrol. Haar jaloezie richt zich op haar zus Sophie, die niet alleen tweeënhalf jaar ouder is dan zij, maar ook knapper en in Anna’s ogen geliefder. Anna besluit dat zij dan maar slimmer moet zijn. Alles om indruk te maken op de volwassenen om haar heen, en met name op haar vader. In zijn correspondentie beschrijft hij haar als een ‘ondeugd’, maar dat is liefkozend bedoeld. Met haar moeder heeft ze een veel afstandelijkere relatie.

Op de middelbare school wordt het niet veel beter: Anna worstelt met een eetprobleem en herstelt niet goed van een blindedarmoperatie. Haar ouders besluiten haar voor een paar maanden naar Italië te sturen om op te knappen en als het even kan wat ‘normale vrouwelijkheid’ op te doen. Het baart hen zorgen dat ze kort haar heeft en niks geeft om mooie kleren of make-up. Omdat Sophie tamelijk onverwacht aankondigt te gaan trouwen, kan er geen familielid met Anna mee naar Italië. Ook blijkt het niet de bedoeling dat ze terugkeert naar huis voor Sophies huwelijk. Het stemt Anna bitter: alweer buitengesloten. Eenmaal terug in Wenen besluit ze juf te worden.

Bij papa op de sofa

Het willen weten wat er zich achter haar eigen voorgevel en die van anderen afspeelt, wordt sterker. Anna leest haar vaders boeken, volgt zijn colleges en woont de woensdagavondbijeenkomsten van de Weense Psychoanalytische Vereniging bij. In 1918 gaat ze bij haar vader in analyse. Tegenwoordig zou dat not done zijn, maar in die prille fase van de psychoanalyse is het minder ongebruikelijk. Bovendien gaat het om de analyse van een dochter. Bij een vader-zoonanalyse zouden meer conflicten spelen, denkt Sigmund Freud. Al ziet hij het wel als een van Anna’s grotere problemen dat ze hem zo idealiseert – naast haar dwingende altruïsme, ‘mannelijkheidscomplex’ en dwangmatige masturberen. Zes dagen per week deelt ze in zijn werkkamer een uur lang haar intiemste gedachten en fantasieën met hem. Een ander thema van de analyse is haar complexe relatie met zus Sophie, die in 1920 plotseling sterft aan influenza.

In 1922 wordt de psychoanalyse afgerond. Die is volgens Sigmund een succes, al blijft Anna hem op handen dragen. Zij wil zich niet van hem losmaken, aan de andere kant ziet hij zijn trouwe assistent en vaste reisgenoot niet graag uit de Berggasse vertrekken. Op 13 juni 1922 wordt Anna officieel lid van de Weense Psychoanalytische Vereniging, waarna ze haar eigen praktijk begint als psychoanalyticus. Haar liefde voor kinderen brengt haar naar de kinderanalyse, in die tijd nog een tamelijk onontgonnen gebied. Misschien kiest ze daar ook wel voor om zich enigszins van haar vader te onderscheiden. Dat doet ze ook door oudere, vrouwelijke rolmodellen te kiezen. Onder wie Lou Andreas-Salomé, ooit geliefde van filosoof Friedrich Nietzsche en dichter Rainer Maria Rilke, die inmiddels ook actief is binnen de psychoanalytische beweging.

Nadat in 1923 voor het eerst mondkanker bij Sigmund Freud wordt geconstateerd – er zullen vele gruweloperaties volgen – gaat Anna een steeds grotere rol spelen in zijn leven. Ze is haar vaders secretaris, ze neemt namens hem prijzen en eredoctoraten in ontvangst, ze beschermt hem tegen mensen die te veel van hem willen en ze verpleegt hem wanneer dat nodig is (en dat is vaak). Dat is allemaal niet bevorderlijk voor de relatie met haar moeder.

Intussen ontvangt Anna haar eigen patiënten, geeft ze les en schrijft ze stukken. Binnen de psychoanalytische beweging zijn er genoeg mannen die avances maken, maar zij heeft geen interesse. Ze krijgt pas behoefte aan een levensgezel als in 1925 de Amerikaanse Dorothy Burlingham op het toneel verschijnt. De in 1891 geboren erfgenaam van het Tiffany-fortuin heeft met haar vier kinderen haar bipolaire man verlaten om in Wenen genezing te zoeken voor de klachten die een van haar zoons heeft ontwikkeld.

‘Onze symbiose met een Amerikaanse familie (zonder echtgenoot) wordt steeds sterker,’ schrijft vader Sigmund aan een vriend. De kinderen gaan allemaal bij Anna in analyse, Dorothy belandt bij Sigmund op de bank en verdiept zich ook zelf in de psychoanalyse. De Burlinghams betrekken een appartement boven de Freuds in de Berggasse. Vanaf 1927 gaan de vrouwen elke zomer samen op vakantie, al stuurt Anna wel dagelijks een telegram naar huis met hun reisplannen. Dorothy vervult vele rollen voor haar; ze is een moederfiguur, een tweelingzus, een bewonderende privéleerling, een uiterst royale collega, een vakantiepartner én iemand die accepteert dat Anna’s sterkste gevoelens voor haar vader zijn gereserveerd. Dankzij Dorothy heeft Anna een gelukkig persoonlijk leven – al is haar dubbelrol als behandelaar en stiefmoeder van de kinderen Burlingham niet zonder risico’s. In 1974 pleegt een van Dorothy’s dochters zelfmoord in het huis van haar en Dorothy.

In 1936 schenkt Anna, inmiddels directeur van het Psychoanalytisch Opleidings Instituut in Wenen, haar vader voor zijn tachtigste verjaardag een zelfgeschreven boek, Het ik en de afweermechanismen. In dit nog steeds invloedrijke werk beschrijft ze de onbewuste technieken die de hersenen toepassen om pijnlijke gebeurtenissen of ervaringen uit het bewustzijn weg te houden. Anna introduceert hierin termen die sindsdien een begrip zijn geworden zoals verdringing, projectie en rationalisatie. Vader schrijft trots: ‘Anna werkt uitstekend, maar is, net als alle vrouwen, altijd fanatiek en maakt zich erg moe.’

De veerkracht van kinderen

In de jaren dertig verslechtert het politiek-economische klimaat in Oostenrijk snel. Het land krijgt een uiterst rechtse en antisemitische regering, de inflatie is enorm. Nadat de nazi’s in maart 1938 Oostenrijk zijn binnengevallen, richten ze al snel hun pijlen op de familie Freud. Met veel moeite weet Anna de benodigde papieren plus de afkoopsom die ze eisen bij elkaar te krijgen; in juni verlaten ze hun land om naar Engeland te gaan. Dat zal niet Anna’s wens zijn geweest. Al tien jaar is zij verwikkeld in een conflict met haar Britse collega Melanie Klein, die er andere opvattingen op nahoudt dan zij. Voor Anna is het belangrijk om de ouders te betrekken bij de analyse van kinderen, iets wat Melanie Klein afwijst. Het meningsverschil leidt bijna tot een scheuring binnen de beweging.

In Londen komt in september 1939 een einde aan Sigmunds lijdensweg. Anna is ontroostbaar. “Ik mis ons dagelijks contact, de uitwisseling van gedachten. En dat hij mij nodig had, net zoals ik hém nodig had.” Ze blijft achter met haar moeder, die nog altijd klaagt over haar dochters ‘onvrouwelijke’ uiterlijk. Toch: als Martha in 1951 sterft, zien intimi Anna voor het eerst openlijk huilen.

In de psychoanalytische wereld wordt Anna, ooit het ongewenste jongste kind, tot verbazing van de oude garde na de dood van haar vader de koningin. Ze heeft de rechten van al zijn boeken en is de belangrijkste hoedster en onvermoeibare verdediger van zijn gedachtegoed. Belangrijke psychoanalytici wenden zich tot haar met vraagstukken en laten hun kinderen door haar behandelen. Samen met Dorothy, die ook naar Engeland is verhuisd, richt ze de Hampstead War Nursery op, waar ze kinderen opvangen van ouders die vanwege de oorlog niet voor hen kunnen zorgen. Wat doet het met hen om zonder moederfiguur op te groeien, vragen de vrouwen zich af. Na de oorlog breiden Anna en Dorothy hun theorievorming uit als ze in de kliniek zes kinderen kunnen observeren die zonder ouders zijn opgegroeid in concentratiekamp Theresienstadt. De jongens en meisjes blijken een min of meer normale ontwikkeling te hebben doorgemaakt, volgens Anna omdat de belangrijke moederfunctie is overgenomen door de groep. Dankzij Anna Freud komt in het familierecht het belang van het kind centraal te staan bij omgangsregelingen na een scheiding.

In een paar zinnen

In de jaren vijftig geeft ze leiding aan de mede door haar opgerichte Hampstead Child Therapy Clinic (nu het Anna Freud Centre), waar ook veel analytici worden opgeleid. Ze werkt nauw samen met Dorothy, met wie ze na de dood van moeder Martha samenwoont in Maresfield Gardens, Anna’s ouderlijk huis in Londen. Hun vrije tijd brengen ze door in hun vakantiehuisje in Walberswick, Suffolk. Daar kan Anna haar mannelijke fantasieën uitleven: ze helpt de plaatselijke boeren bij het oogsten door hun tractors te besturen. Van het plan om zich na haar 65e terug te trekken in Walberswick om te weven en detectives te lezen, komt weinig terecht omdat ze geen geschikte opvolger voor de kliniek kan vinden. ‘Wat zal de toekomst van de psychoanalyse worden?’ vraagt ze zich af in een brief. ‘Waar blijft de ruggengraat als onze generatie wegvalt?’

In 1979 sterft Dorothy Burlingham thuis in Maresfield Gardens, met Anna aan haar zijde. Dorothy’s as wordt bijgezet in de crypte van de Freuds. Het verlies valt Anna zwaar, ook vanwege haar eigen inmiddels broze gezondheid. Na de beroerte die haar in maart 1982 treft, is Anna’s geest onverminderd scherp, maar praten en bewegen zijn moeilijk. “Ik ben blij dat Dorothy me niet meer zo heeft gezien, het zou haar zo’n pijn hebben gedaan,” zegt ze. In haar laatste maanden leunt Anna vooral op een Oostenrijkse vriendin van vroeger, die als een soort Josefine van weleer voor haar zorgt. Anna Freud sterft op 9 oktober 1982 in haar slaap, bijna negentig jaar oud.

Het huis aan 20 Maresfield Gardens wordt zoals ze dat wenst een museum, vooral gewijd aan haar vader. Zelf dacht Anna niet dat haar leven boeiend genoeg zou zijn voor een biografie. “Je kunt alles wat er te zeggen valt, kwijt in een paar zinnen: ze bracht haar leven door met kinderen.”

Meer lezen

Het leven van Vivienne Westwood.
Het leven van Patti Smith.
De filosoof: het leven van Epicurus.

Tekst Liddie Austin  Fotografie Getty Images, Album RM/Brunopress.nl

Scroll naar boven