Flow leest: Wat je van bloed weet van Philip Huff

Steeds een ander boek besproken door de Flow-redactie. Deze keer coördinerend eindredacteur Marije van der Haar-Peters over Wat je van bloed weet van Philip Huff.

In Flow 10 (30 november in de winkel) staat een interview over verleden, heden en toekomst met schrijver Philip Huff, onder meer over zijn onveilige jeugd en de autobiografische roman die hij erover schreef. Wat hij vertelde, raakte mij en ook eindredacteur Ilona (die het interview redigeerde) diep. We besloten beiden zijn boek te gaan lezen – en inmiddels gaat het van collega naar collega.

Hier gaat het over

De naamloze hoofdpersoon is altijd op z’n hoede. Zijn oren zijn gespitst: hoor ik nou iets, maken mijn ouders weer ruzie? Of heb ik misschien iets verkeerds gezegd of gedaan? Als kind gelooft hij nog dat er misschien een verband is: als hij koffie zet voor zijn moeder of ‘mag ik vruchten’ in plaats van ‘mag ik fruit’ zegt, zal er vast geen ruzie komen. Later komt hij erachter dat er geen oorzaak-gevolg is. Dat elk moment van de dag de stemming kan omslaan.

Zijn ouders houden elkaar gevangen in hun relatie, reageren hun frustraties af op de kinderen en noemen hem en zijn zus en broertje ‘ondankbaar’. Steeds vaker ontvlucht de hoofdpersoon het vrijstaande huis met het rieten dak in Laren, waar ogenschijnlijk niets aan de hand is. Als jongetje logeert hij graag bij zijn oom en tante, bij wie hij wel de warmte vindt die hij thuis zo mist. Later is hij vaker wel dan niet bij zijn vriendin Cato, met wie hij stiekem heel close is omdat zij al verkering heeft.

Hoe een onveilige jeugd doorsijpelt in je verdere leven, wordt pijnlijk duidelijk. Tijdens zijn studententijd komt de hoofdpersoon nog wel weg met zijn gedrag, maar als hij (na een radiostilte van jaren) weer een relatie krijgt met Cato, is zij z’n woede-uitbarstingen al snel meer dan zat. Hij besluit met een psycholoog te gaan praten en tegen het einde van het boek kan hij met meer afstand kijken als hij nog een laatste keer in zijn ouderlijk huis is: ‘Dit huis. Alles. Wat ooit was, wat nu niet langer kan gebeuren. Wat je niet langer herbeleeft. Dit huis is alles in je leven gewéést. De herinneringen die het herbergt, zijn jouw herinneringen. Algemene woorden als ‘keukentafel’, ‘kledingkast’ en ‘slaapkamer’ hebben voor iedereen een unieke, persoonlijke betekenis: liefde, jouw liefde; handen, de handen van jouw vader en moeder. Bloed, jouw bloed.’

Dit vond ik ervan

Met name het eerste deel van het boek kwam zo binnen. Dat onschuldige jongetje dat alles zo graag goed wil doen maar thuis altijd de dreiging in de lucht voelt hangen, mijn hart. In Flow 10 zegt Philip Huff hier zelf over: “Soms zie ik foto’s van vroeger en dan zie ik mezelf, een blond ventje met een zwembroek tot z’n navel, of slaperig voor de tv. Die momenten zijn er ook geweest. Daar zijn foto’s van en van andere momenten niet. De grondtoon van mijn jeugd was onveilig, thuis was het onveilig. Als kind moest ik altijd op mijn hoede zijn. Alleen als ik ergens anders was, voelde ik een soort van ontspanning. Bij familie of vrienden.”

Het verhaal is in de je-vorm geschreven en dat maakt het uiteindelijk nog indringender. Het is net of de hoofdpersoon met een camera inzoomt op zijn leven van toen en nu. Het tweede gedeelte van het boek, waarin we de hoofdpersoon meemaken als puber, student en volwassene, is wat meer beschouwend. Bij de vele ‘wijze quotes’ (onder anderen afkomstig van zijn toenmalige vriendin die twintig jaar ouder is) was de auteur me soms even kwijt. Maar ook hier vouwde ik vele hoekjes om – en sommige zinnen sudderen nog steeds na in mijn hoofd.

Deze zinnen raakten me

‘Mama, zou je alsjeblieft geen ruzie meer willen maken met papa?’
Je zet de koffie op het nachtkastje.
‘Mama maakt geen ruzie met papa: papa maakt ruzie met mama.’
‘Zou je dan alsjeblieft geen ruzie terúg willen maken? Je kunt zeggen dat je dat niet wilt.’
‘Je zit met je rug tegen je klerenkast, je knieën opgetrokken. Je wangen zijn nat.
De deur gaat open, je moeder komt binnen. Ze doet een lamp aan. Met één klik is de hele kamer te zien. Het felle licht doet pijn aan je ogen en je voelt je betrapt: ja, hier zit je.
Toch is het ook fijn dat iemand je zocht en heeft gevonden.’
‘Je hebt precies dezelfde handen als hij. Dezelfde vingers, niet te kort ten opzichte van de palm. Dezelfde verhoorning van de huid. Je hebt dezelfde stem, ook. En je hebt dezelfde woede. Je bent bang dat als je naar je vader kijkt, je niet ziet wie je gaat worden, maar wie je al bent.’

Meer lezen

Hier vind je nog meer columns in deze serie.

Tekst en fotografie Marije van der Haar-Peters

Scroll naar boven