Categorieën
Nieuws

Ik mis je – Janneke verloor haar zoon van drie aan acute leukemie

Onvermijdelijk afscheid, hoe voelt dat? Schrijver Fen Verstappen interviewt Janneke, die haar zoon van drie aan acute leukemie verloor.

“Een lieve kleine cavia. Daar deed Jasper me aan denken toen hij net geboren was. Hij was zo kalm en zonder verzet – hij huilde niet, maaide niet met zijn armpjes en trappelde niet met zijn beentjes. Hij lag als een breekbaar, wat bleek beestje tegen me aan, keek voorzichtig om zich heen en maakte af en toe hoge piepgeluidjes. Jeetje, dacht ik toen nog, terwijl ik hem zacht aaide en zijn heerlijke geur opsnoof. Je hebt net al dat geweld van die bevalling doorstaan en toch straal je zo veel rust uit. Hoe is het mogelijk?”

Ongemak

“Als iemand me vraagt hoeveel kinderen ik heb, zeg ik zonder haperen: drie – en dan hoop ik maar dat ze niet verder vragen, dat ze niet informeren hoe oud ze zijn. Niet omdat ik niet over hem wil praten, want dat doe ik wel, graag zelfs. Maar als je uitspreekt dat je een zoontje bent verloren, als je duidelijk maakt dat je behalve twee springlevende dochters ook een kind hebt dat net geen vier is geworden, treedt er altijd een enorm ongemak op bij mensen. En het lijkt dan ook nog aan mij om dat ongemak op te heffen. Dat vind ik echt opvallend: of je nu in een ver land op vakantie bent of bijpraat met de buurvrouw: een gesprek over kinderen werkt eigenlijk altijd verbindend, omdat het zo’n universele en herkenbare ervaring is. Behalve als je kind dood is. Dan veroorzaakt datzelfde gesprek vervreemding en isolatie. Terwijl hij evengoed altijd ons dierbare kind blijft.”

Kom maar voor jezelf op

“Zoals Jasper bij zijn geboorte was, zo bleef hij. Soms hing hij de pias uit, danste hij genadeloos uit de maat op Bob Marley in de woonkamer, uitbundig en zonder zelfbewustzijn, maar meestal stelde hij zich rustig, gevoeglijk en soms zelfs wat onzeker op. Als hij met andere kindjes was en er moest een keuze gemaakt worden – voor een ijsje bijvoorbeeld – keek hij eerst nauwkeurig wat de andere kinderen kozen, en dan ging hij daarin mee. Als hij in de speeltuin een kleine bullebak tegenkwam, liet hij zich makkelijk opzijschuiven. Kom maar gewoon wat voor jezelf op, dacht ik dan weleens. Hij had zoiets breekbaars, oogde ook frêle met zijn smalle lijfje en zijn hoogblonde haar: het was een kindje dat je soms hartgrondig toewenste om méér aandacht te vragen en zich harder te laten horen, in plaats van minder.”

Foute boel

“Omdat hij niet veel om aandacht vroeg, hadden we niet meteen door hoe ziek hij was. Als ik nu foto’s terugkijk, zie ik hoe vaak hij blauwe plekken had, en hoeveel. ‘Mijn knietjes doen het niet meer,’ zei hij weleens. Maar er was niets waardoor er bij ons meteen grote alarmbellen afgingen. Hij oogde wel steeds wat bleker, voelde zich niet goed. Toen we uiteindelijk bij een specialist terechtkwamen, werd meteen duidelijk dat het foute boel was. Hoe fout, daar moest nog twee maanden lang uitgebreid onderzoek naar worden gedaan, want het was niet alleen ernstig wat hij had, maar onder kinderen ook heel zeldzaam. Een typische vorm van leukemie met een genafwijking die behandeling gecompliceerder maakte.”

Kanjerketting

“Ik werk zelf als doktersassistent. Er zijn dagen dat ik gebeld word door gezonde jongens van twintig die klagen, omdat ze een dag keelpijn hebben. Natuurlijk spreek ik niks uit, maar ik denk dan wel aan de enorme kanjerketting die bij de uitvaart van Jasper naast zijn kist lag – een touw van wel drie meter lang, volgeregen met kralen die elk een vervelende, pijnlijke ingreep symboliseerden. Steeds als hij een nieuwe operatie, een nieuw infuus, een nieuwe punctie onderging, kreeg hij een bewijsstuk van wat hij opnieuw had doorstaan. Hij was drie jaar en hij had zo vaak zo veel pijn. Het is moeilijk om, als ik hem mis, niet terug te denken aan de momenten waarop hij met angst zijn neus dichtkneep omdat er een verpleegkundige met een verse neussonde de kamer binnenkwam. Of aan het moment waarop hij zo veel buikpijn had dat hij zelf vroeg: ‘Mag de slaapdokter komen?’ Niet doen, zeg ik dan tegen mezelf. Denk maar aan hoe hij hier voor de deur over de stoep sjeesde op zijn gele fietsje.”

Welterusten, kleine beer

“De ochtend van zijn dood was hij even wakker. Negen maanden lang hadden we ons zonder twijfel en voorbehoud vastgebeten in zijn herstel – niet alleen mijn man en ik, maar ook de artsen. Maar zijn lichaam kon niet meer op een bepaald moment, en hij was zo oncomfortabel dat de artsen hem op de ic aan de beademing legden. Ook daar werd het steeds moeilijker om hem rustig en zonder pijn te houden. Toen hij de ochtend van zijn overlijden even zijn ogen open had, las ik hem voor. Welterusten, kleine beer heet het boek. Het gaat over een beertje dat niet in slaap durft te vallen en een vader die alles probeert om het beertje zich toch te laten overgeven aan de nacht. Gek ja. Dat was dus altijd al zijn lievelingsboek geweest.”

Afscheid

“Me opwinden om een lange rij bij Etos? Klagen om een quarantaine waardoor je een weekje met je gezin opgepot zit? Nee, dat kan ik me sinds zijn dood oprecht niet meer voorstellen. Jezus, denk ik als ik mensen dat zie doen, en dat is in die vier jaar ook helemaal niet minder geworden. We kregen vier uur om afscheid van hem te nemen. In die vier uur heb ik dicht tegen Jasper aan gelegen, lagen we opnieuw samen in een ziekenhuisbed – net als toen hij geboren werd. En net als toen aaide ik hem zacht over zijn huid, probeerde ik uit alle macht zijn unieke geur op te snuiven, zijn warmte in me op te nemen, en was ik eigenlijk weer vol bewondering om zijn kalmte, om zijn gevoeglijkheid, om zijn gebrek aan verzet. Het is onthutsend en ook geruststellend dat hij niet wist wat hem te wachten stond. Dat hij nog te jong was om te beseffen wat doodgaan eigenlijk is.”

Meer lezen

Vier boeken over rouw en afscheid.
Rouwen, hoe doe je dat? Tatjana Almuli doorliep alle stadia.

Tekst Fen Verstappen  Illustratie Xuan Loc Xuan
Gepubliceerd op 24 februari 2023

BRON