Waarom het niet erg is om een laatbloeier te zijn

Journalist Roos van Hennekeler kwam er relatief laat achter wie ze wilde zijn. Nu ze na een zoektocht het leven leidt dat ze voor ogen had, bekruipt haar soms de twijfel: ‘Wat als mensen erachter komen wie ik eigenlijk ben?’

Toen ik een tiener was, maakte iedereen zich zorgen over me. Ik wilde niet meewerken, bleef zitten en werd uiteindelijk zelfs van school gestuurd. Ik kon me op de een of andere manier niet voegen naar de verwachtingen van mijn ouders en leraren. Ik wilde ervaringen opdoen, klom ’s nachts uit het badkamerraam, ging op avontuur met oudere vrienden.

Ik wilde de wereld zélf ontdekken – niet via school. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit nadacht over de consequenties van mijn acties of beslissingen. De toekomst leek niet echt te bestaan, behalve dan als een vage abstractie in preken van mijn moeder. “Jáhá,” zei ik dan. Dat zou ik allemaal later wel zien.

Net als Assepoester

Pas toen ik al in de twintig was, werd ik door een gigantisch gevoel van spijt overvallen. Ineens bevond ik me in die toekomst waar ik nooit zo in had geloofd. Ik had uiteindelijk wel eindexamen gedaan en deed al jaren op halve kracht een studie – maar met zoiets als m’n cv of een mogelijke carrière was ik nog nooit bezig geweest.

Dat gevoel van spijt werd steeds sterker naarmate mijn leven voor mijn gevoel meer begon af te wijken van dat van mijn leeftijdsgenoten. Tot die tijd hadden al onze levens er een beetje hetzelfde uitgezien, maar nu voelde ik me ergens buiten vallen.

Een tijdje zat ik flink in de put – maar toen begon ik aan een verbeten inhaalslag. Ik begon een studie naast mijn studie, ging stagelopen bij De Groene Amsterdammer, schreef een boek, kreeg andere opdrachten en begon vervolgens aan een leven in Boedapest.

Kansen verspeeld

Door een periode lang heel hard te werken kreeg ik zo toch het leven voor elkaar dat ik voor ogen had. Maar elke positieve ontwikkeling en elke prestatie ging vanaf toen gepaard met het sterke gevoel dat ik iedereen voor de gek aan het houden was. Als mensen er maar niet achter komen wie ik écht ben – dat dacht ik jarenlang.

Eigenlijk denk ik het nog steeds best vaak. Dat gevoel van eigenlijk ergens buiten vallen is nooit meer helemaal weggegaan. Ik identificeer me kennelijk sterker met die tiener die van school gestuurd werd, dan met mezelf als dertiger die alles op een rijtje heeft. “Alsof je Assepoester bent, en de koets om middernacht ineens weer in een pompoen kan veranderen,” lacht de Amerikaanse schrijver en ondernemer Rich Karlgaard wanneer ik hem over dit gevoel vertel.

Niet écht

Karlgaard schreef een boek over ‘laatbloeiers’ – gedeeltelijk gebaseerd op zijn eigen geschiedenis, die opvallend veel overeenkomsten met de mijne vertoont. Ook hij beschrijft hoe hij op een dag een soort van wakker schrok en overtuigd raakte dat hij al zijn kansen nu had verspeeld.

Zijn Assepoester-metafoor raakt precies aan mijn gevoel: dat alles me weer afgepakt zal worden zodra mensen erachter komen dat ik niet de meest ‘normale’ route heb genomen.

“Typisch een gevoel dat laatbloeiers kunnen hebben,” zegt Karlgaard. “Ik dóé dit nu wel, maar eigenlijk bén ik dit niet. Niet echt. Dat komt onder andere door de manier waarop we mensen al op jonge leeftijd sorteren in verschillende categorieën – juist in een kwetsbare periode waarin je identiteit zich aan het ontwikkelen is. Maar of jij op zo’n jonge leeftijd in een ‘goede’ categorie terechtkomt, heeft behalve met allerlei oneerlijke externe factoren ook te maken met waar jij op dat moment was in je eigen ontwikkeling, en met het soort persoonlijkheid dat jouw omgeving beloont.”

Ode aan de laatbloeier

Karlgaard dook voor zijn boek Late bloomers in allerlei neurowetenschappelijk onderzoek naar de ontwikkeling van het mensenbrein. Waar hij achter kwam, was dat neurowetenschappers inmiddels weten dat ons brein zich een stuk langzamer ontwikkelt dan gedacht: de prefrontale cortex, het gedeelte van de hersenen waarmee we plannen maken, consequenties kunnen overzien en weloverwogen beslissingen kunnen nemen, gaat pas rond je 25e helemaal ‘online’. Tot die tijd, en voornamelijk in de tienerperiode, word je voornamelijk geleid door allerlei impulsen.

Laatbloeiers zijn volgens Karlgaard vaak mensen die eigenzinnig zijn, nieuwsgierig, die dingen op hun eigen manier willen doen en ontdekken. Als dat je natuurlijke impulsen zijn, kan het moeilijk zijn om je te voegen naar een omgeving die heel andere dingen van je vraagt – zeker voordat je daar überhaupt de cognitieve tools voor hebt.

“Later in het leven worden die eigenschappen juist vaak gevraagd, maar de vraag is hoeveel zelfvertrouwen je nog hebt wanneer je eenmaal ‘uitgesorteerd’ bent: dat is de grootste uitdaging voor veel laatbloeiers. Als jij eerst gestraft bent voor je eigenzinnigheid, kan het moeilijk zijn om er later de vruchten van te plukken.”

Dat is zonde, denkt hij, want laatbloeiers doen vaak juist interessante dingen. “Het zijn mensen die hun potentie later vervullen dan verwacht – vaak op een manier die ook voor hun omgeving als een verrassing komt. Het zijn niet mensen die met op elkaar geklemde tanden de verwachtingen van hun ouders of de samenleving proberen waar te maken. Laatbloeiers vinden hun bestemming volgens hun eigen schema, op hun eigen manier.”

In de knoop met de tijd

Karlgaard is bang dat er veel talent verloren gaat doordat we als samenleving zo de nadruk leggen op jong presteren. Dat is door de jaren heen alleen maar erger geworden: het prototype held van onze tijd is iemand als Mark Zuckerberg, die op zijn 19e Facebook begon en op zijn 23e al miljardair was.

Ik voel die tijdgeest ook om me heen: iedereen die ik ernaar gevraagd heb, herkent de gewoonte om de leeftijd te googelen van mensen die je bewondert, als een soort wreed kansspelletje. Zijn ze jonger, dan heb je gefaald: jij had dit dus al kunnen doen. Zijn ze ouder, dan slaak je een zucht van verlichting: je hebt nog even.

Ergens weten we wel dat het zo niet werkt, dat iedereen een eigen ontwikkeling in een eigen tempo doormaakt, maar toch is het moeilijk om die gevoelens te negeren.

Zo raken we in de knoop met de tijd. We raken gevangen in een gevoel van haast en achterlopen – en dat gevoel vernauwt je blik en blokkeert je creativiteit.

Beetje meer geduld graag

De Franse filosoof Henri Bergson maakte onderscheid tussen de tijd van de klok, die de tijd in stukjes (seconden, dagen, jaren) hakt zodat ze gemeten kunnen worden, en de tijd die hij ‘la durée’ noemde, het stromen van de tijd: het ene moment dat in het andere overvloeit, het jaar dat alle jaren ervoor in zich meedraagt en dáárdoor gedefinieerd wordt. Verticaal dus – vanuit het verleden – en niet horizontaal door hoe ons jaar zich laat vergelijken met het jaar dat een leeftijdsgenoot nu doormaakt.

Het is die tweede tijdservaring die Bergson verbindt met inspiratie: met dagdromen, met enthousiasme, met de open blik die nodig is om op iets nieuws te komen. Die ervaringen vinden plaats op het moment dat we dus even uit die kloktijd stappen en ons niet bezighouden met presteren of het behalen van een of ander voorgesteld doel.

Doen alsof

Een reden om als samenleving meer geduld te ontwikkelen, en te stoppen met het verafgoden van jong succes: met de 30-onder-30-lijstjes, het ‘fetisjeren’ van de jeugd, en al helemaal met het sorteerproces dat al zo jong mensen onderverdeelt in rigide categorieën – die later moeilijk los te laten zijn als identiteit.

Een gemiddeld mensenleven in Nederland bestaat uit zo’n acht decennia: genoeg tijd om ons te ontplooien, talenten te ontdekken, keihard te falen en ergens toch mee door te gaan – of juist de moed te hebben om het over een compleet andere boeg te gooien. Want dat kan ook een reden zijn dat je pas later je volledige potentie vervult: dat je wanneer je jong bent een pad kiest dat uiteindelijk toch niet het juiste blijkt te zijn voor jou.

Zo heb ik een vriend die jarenlang priester was – en toen besloot journalist te worden. Als hij zich nu voorstelt aan mensen, zegt hij nooit gewoon dat hij journalist is, maar hoor ik hem zeggen dat hij ‘doet alsof’ hij een journalist is. We lijken elkaar en onszelf maar weinig tijd en ruimte te gunnen om te ontwikkelen.

Het plaatje in je hoofd

Natuurlijk hebben we die tijd en ruimte in theorie wel: we kunnen op elk moment van ons leven met iets nieuws beginnen. De barrières zijn psychisch en zitten in onszelf, in de vorm van geïnternaliseerde sociale normen. Die zijn veel bepalender voor ons gedrag dan we zelf vaak denken, blijkt uit onderzoek.

We hebben een concreet idee van hoe ons leven eruit hoort te zien als we twintig zijn, als we dertig zijn, wanneer we veertig worden. Dat gaat over onze carrière, maar ook over relaties, woningen, kinderen. Die normen zijn momenteel wel aan het vervagen – een populair onderwerp voor memes op Instagram is de manier waarop mensen tegenwoordig steeds minder voldoen aan de normen van voorgaande generaties.

‘Onze versie van het klassieke huisje-boompje-beestje-­ideaalbeeld: wonen zonder huisgenoten, met een stel huisplanten,’ schrijft een generatiegenoot op Instagram.

Tijd voor compassie

Toch zullen sociale normen altijd bestaan. We hebben ze waarschijnlijk ook nodig om ons leven richting te geven. Maar op basis van wat we nu weten over de verschillende manieren en snelheden waarop mensen zich ontwikkelen, zouden we wel meer ruimte in de samenleving kunnen inbouwen voor mensen die nét even een andere route volgen – of mensen die pas later ontdekken wat echt bij hen past.

Niet alleen als het gaat om de jongste generaties: we blijven ons hele leven groeien, en zijn in elk decennium van ons leven weer ergens beter in dan daarvoor. “Maar we zitten cultureel nog altijd vast in het lopendeband-­idee van de twintigste eeuw,” zegt Karlgaard. “We stappen op één vaste plek in, komen gestaag steeds een niveau verder, en stoppen abrupt wanneer we oud genoeg zijn om met pensioen te gaan.”

Ik denk dat mijn Assepoester-gevoel nooit meer helemaal weg zal gaan – maar door Karlgaards boek voel ik me in goed gezelschap in mijn koets/­pompoen, en kan ik ook met wat meer compassie naar mijn tienerzelf kijken; ik was lang ontzettend kwaad op haar. Maar ik was toen wie ik toen was, en ben nu wie ik nu ben. Door mensen te zien als altijd in ontwikkeling kan ik die twee versies van mezelf ineens wat beter.

Meer lezen

Late bloomers – The hidden strengths of learning and succeeding at your own pace, Rich Karlgaard (Random House).
Waarom zitten we vaak vol zelfkritiek? “We moeten perfect, speciaal en bovengemiddeld zijn.”
Hoe ontdek je wat je wilt en niet wat je hoort te willen?

Tekst Roos van Hennekeler  Fotografie Nadine Rupprecht/Unsplash.com

Scroll naar boven